Groepen bewust en doelgericht samenstellen
Voor je groepen samenstelt is het heel belangrijk dat je duidelijk voor ogen hebt wat je wil bereiken:
- Wat wil je dat de leerlingen doen? Moeten ze stil zijn? Elkaar helpen? Elkaar uitdagen? Elkaar evalueren? Moeten ze allemaal hetzelfde doen of doen ze verschillende dingen die ze vervolgens aan elkaar tonen? ...
- Wat wil je dat de leerlingen leren? Bekijken ze een nieuwe leerinhoud? Werken ze aan samenwerkingsvaardigheden? Pikken ze onbewust nieuwe woorden van elkaar op? Leren ze verschillende interesses of leefwerelden kennen? ...
- Wat wil je dat de leerlingen ervaren? Wil je competitie uitlokken? Wil je hun zelfvertrouwen versterken? ...
Om een groep bewust samen te stellen kan het ook belangrijk zijn dat je jouw leerlingen wat kent. Als je bijvoorbeeld wil dat ze elkaar helpen, dan moet je weten wie sterk is in dit lesonderwerp en wie niet. Dat soort informatie verzamel je door observaties, gesprekken met leerlingen, maar zeker ook door breed te evalueren of door verbindend samen te werken met collega’s. Uiteraard kan je ook rekenen op de zelfkennis van de leerlingen, zeker als je slechts enkele uren lesgeeft per klas en dus veel leerlingen hebt, is dit handig. Je kan hen bijvoorbeeld vragen om partners te zoeken met eenzelfde interesse of je licht de verschillende groepen kort toe en laat de leerlingen zichzelf indelen.
Groeperen doe je vooral flexibel, het ene moment heb je homogene groepen nodig, het volgende moment halen de leerlingen meer leerwinst uit heterogene groepen. Of enkele groepen zijn homogeen en enkele heterogeen. Het is dus een en-en verhaal.
Homogene groepen
Homogene groepen zijn groepen van leerlingen die bepaalde kenmerken delen. Bijvoorbeeld leerlingen met eenzelfde interesse, gelijk niveau voor het behandelde thema of de behandelde competentie, een zelfde moedertaal, e.d. (Struyven, 2015). In het Vlaamse onderwijs worden leerlingen vaak homogeen gegroepeerd volgens cognitieve vaardigheid. Denk aan kangoeroeklassen of een (drie)sporenbeleid. In onderzoek zien we echter dat het vormen van homogene groepen op basis van leerstatus een negatief effect heeft op het leren van leerlingen. Dit geldt voor alle leerlingen, maar vooral voor zij met een lagere leerstatus (Mitchell, 2016).
Homogeen groeperen doe je vaak om in te kunnen spelen op specifieke noden van bepaalde leerlingen. Bijvoorbeeld door hen verlengde instructie te geven of juist extra uitdagende inhouden te voorzien. Homogeen groeperen kan ook motiverend werken, zeker als je groepeert volgens interesse of leerstijl. Dan laat je leerlingen die graag zelf exploreren in groep planten zoeken op de speelplaats terwijl een andere groep aan zijn trekken komt door een documentaire over planten te bekijken. Bij groepswerken kan een gedeeld kenmerk de samenwerking tussen leerlingen ook bevorderen, wat dan weer goed kan zijn voor hun zelfvertrouwen of sociale vaardigheden kan ondersteunen.
Risico van homogeen groeperen
Een belangrijk nadeel van homogeen groeperen, zeker als we groeperen volgens cognitieve vaardigheden, is dat dit demotiverend werkt. Leerlingen hebben heel snel door wie de ‘betere’ leerlingen zijn en wie dus de ‘minder goede’ leerlingen zijn. Bovendien kan je dit demotiverende effect niet wegwerken door bijvoorbeeld niet meer te spreken over sterkere of zwakkere leerlingen of door niveaugroepen namen te geven die niet verwijzen naar een hoog of een laag niveau. Leerlingen doorzien dit, ze voelen snel of ze ‘sterker’ of ‘zwakker’ zijn en dit weegt op hun zelfbeeld, motivatie, maar ook op de klassfeer.
Een ander belangrijk risico van homogeen groeperen op basis van leerstatus, is dat je de complexiteit van die leerstatus uit het oog verliest. De cognitieve vaardigheid van een leerling kan sterk afhangen van de specifieke lesinhoud. Bovendien kunnen prestaties samenhangen met factoren die weinig te maken hebben met cognitieve vaardigheid, zoals stress, leesmoeilijkheden, talige moeilijkheden, angst, enz.
Soms is werken met homogene groepen op basis van cognitieve vaardigheid nodig om alle leerlingen tot leren te brengen. Maar het is belangrijk om deze groepen steeds tijdelijk en flexibel in te richten. Bovendien kan je leerlingen ook keuze geven tussen verschillende ‘niveaugroepen’, ze kunnen vaak zelf inschatten hoe ver ze staan in een lesonderwerp of hoeveel extra ondersteuning ze nodig hebben.
Kijk nog even terug naar de notities die je maakte over hoe jij recent leerlingen opdeelde. Koos je voor homogene groepen? Waarom wel/niet? Op basis van welk kenmerk groepeerde je? Zou je het de volgende keer anders doen?
Heterogene groepen
Heterogene groepen zijn groepen waarin leerlingen voor bepaalde kenmerken van elkaar verschillen. Bij heterogene groepen wil je dat de leerlingen elkaar versterken, ondersteunen, uitdagen, enz. In heterogene groepen wordt de diversiteit dus ingezet als meerwaarde. Interactie tussen de leerlingen is hierbij van cruciaal belang. Denk hierbij niet enkel aan groepswerken, maar even goed aan peer-tutoring of tijdelijke co-leerkrachten zodat de leerlingen met een vraag bij hun medeleerling(en) terecht kunnen.
Omdat de interactie van de leerlingen zo belangrijk is, is het nodig hier extra aandacht aan te besteden. Want leerlingen in een groep samen zetten, zorgt er niet automatisch voor dat ze elkaars leerprocessen versterken en ondersteunen. In het onderdeel samenwerking tussen leerlingen gaan we dieper in op samenwerkingsvaardigheden. Hoewel heterogene groepen gemakkelijk spontaan gevormd kunnen worden in een klas, haal je er soms meer uit door doelbewust leerlingen samen te zetten. Het blijft dus belangrijk om enige kennis te hebben over de leerlingen of hen inzicht te geven in de kenmerken die van belang zijn voor deze groepering (Bijvoorbeeld in de les LO: “ik wil dat je een groepje zoekt waarin niemand even groot is als jij”). Tot slot moet je ook de succeservaringen van de leerlingen in de gaten houden. Als jij steeds degene bent die hulp moet vragen aan een medeleerling, dan is dat niet bevorderlijk voor de motivatie.
Kijk nog even terug naar de notities die je maakte over hoe jij recent leerlingen opdeelde. Koos je voor heterogene groepen? Waarom wel/niet? Op basis van welk(e) kenmerk(en) groepeerde je? Zou je het de volgende keer anders doen?