De 7 uitgangspunten voelbaar tot in de klas

Dashboard / Handelingsgericht werken / Intermediate - De 7 uitgangspunten voelbaar tot in de klas

We nemen je mee naar de klas van Ansarullah, om aan te tonen dat het toepassen van de 7 uitgangspunten in hele kleine dingen zit. Indien je hierop inzet, zet je in op het creëren van een inclusieve leeromgeving voor alle leerlingen.

 

Ansarullah, 15 jaar zit in het tweede middelbaar. Hij is een verlegen leerling met talent voor rekenen, muziek en voetbal. Ansarullah woont sinds twee jaar in België. Hij heeft sindsdien al grote sprongen gemaakt om de Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Hij woont bij zijn vader. Zijn moeder woont nog in hun thuisland. Ansarullah heeft een goed maar oppervlakkig contact met de leerlingen van zijn klas. Ansarullah vindt de energie niet om elke dag naar school te komen. Sam, klasleerkracht en leerkracht Nederlands is bezorgd dat hij de leerstof niet voldoende zal beheersen indien hij niet vaker naar de les komt. Bovendien wil hij graag dat Ansarullah meer aansluiting vindt bij de klasgroep.

 

 

1. Doelgericht werken

De leerkrachten en de vader van Ansarullah willen dat hij meer naar school komt. Volgende doelstelling wordt vooropgesteld: Ansarullah is elke schooldag om 8u30 op school gedurende een periode van 3 weken.

 

Zonder doel geen richting, geen effectieve feedback en geen mogelijkheid om je werk te evalueren. Doelgerichtheid is van meet af aan bepalen waar we naartoe willen met deze leerling, deze leerkracht en deze ouders in deze school. Wat willen we samen bereiken? Het is belangrijk dat er samen met de leerkracht, ouder(s) en de leerling tot een aanpak gekomen wordt waar ze achter staan. Het is immers belangrijk dat het voorstel wordt overlegd, niet opgelegd. Elke stap die er gezet wordt, moet nodig, nuttig en haalbaar zijn in functie van de afgesproken doelen. De doelen geven aan waar we naartoe willen en bepalen welke informatie nodig is om efficiënt te handelen. Daarnaast kunnen we de doelen gebruiken om de aanpak regelmatig te evalueren.

Als de doelen geformuleerd worden, doet men dit best volgens het SMARTI-principe (Pameijer et al.,2018):

  • Specifiek = Is de doelstelling concreet en eenduidig?
  • Meetbaar = Onder welke voorwaarden of vorm is het doel bereikt?
  • Acceptabel = Zijn deze doelen aanvaardbaar voor alle betrokkenen?
  • Realistisch = Is het doel haalbaar?
  • Tijdsgebonden = Wanneer en voor hoelang moet het doel bereikt zijn?
  • Inspirerend = Inspireert dit doel ons tot concreet handelen? Krijg je er zin in en meer energie van als je ermee bezig bent?  Als het doel je boeit en als iedereen gemotiveerd is om eraan te werken, heb je meer kans op succes.

 

Volgende link geven een leidraad om een leerlingbespreking te houden:

Een voorbeeld van doelgericht werken met leerlingen in de basisschool.

 

2. Wisselwerking en afstemming (transactioneel)

De leerkrachten zitten samen met Ansarullah en zijn vader rond de tafel om te bekijken wat hij nodig heeft opdat hij meer naar school zou komen. Zijn vader werkt nachtshiften en komt pas thuis wanneer hij al naar school is. Ansarullah geraakt moeilijk uit bed en het lukt hem bovendien niet te ontbijten en een lunch te voorzien. Zijn vader komt op het idee om een tweede wekker te gebruiken, die aan de andere kant van zijn kamer staat. Er wordt afgesproken dat indien Ansarullah om 8u30 niet op school is, het secretariaat een berichtje stuurt naar vader. Ansarullah komt zelf ook op een idee. Hij kent een Afghaanse jongen die op school zit en iets verderop woont. Hij zal hem vragen hem te komen oppikken. Bovendien vindt Ansarullah het lastig dat hij slechts oppervlakkig contact heeft met zijn medeleerlingen. Sam stelt voor om de dag nadien een klasgesprek te houden omtrent de klassfeer.

Samen met de hele klas bekijken ze de mogelijkheden. Ryan, een klasgenoot stelt voor om zijn klasbuddy te zijn en hem in de refter en in de speelplaats te vergezellen. Ze komen ook op het idee om aan teambuilding te doen. De leerkracht L.O. ziet wel wat mogelijkheden en gaat met de klas aan de slag.

 

Kinderen ontwikkelen zich niet in isolement, maar in verschillende systemen, zoals leersituaties op school, in de opvoedingssituatie thuis, in de vrije tijd. Er is sprake van wisselwerking: een kind ontwikkelt zich in interactie met zijn ouders, leerkrachten en andere kinderen (Pameijer e.a., 2010a). Kenmerken van de leerling en de omgeving beïnvloeden elkaar wederzijds. Daarom spreken we van transacties en transactioneel denken (Pameijer et al., 2010).

Effectieve leerkrachten behandelen niet alle leerlingen hetzelfde. Ze passen verschillende aanpakken toe bij verschillende leerlingen (HGW, 2010a). Dit vraagt afstemming tussen de leerling en de manier waarop de school tegemoet komt aan de onderwijsbehoeften van de leerling. Een belangrijke vraag die gesteld dient te worden: “Waarom ervaart dit kind uit dit gezin, in deze school, met deze leerkracht en deze medeleerlingen, de gesignaleerde barrières tot leren of participeren en hoe kunnen we die goed aanpakken? Het is belangrijk dat er niet enkel gefocust wordt op het kind, maar op het kind in interactie met zijn omgeving en op de interactie tussen leerkracht-leerling en leerling-medeleerling (HGW, 2010a). Vragen die hierbij gesteld kunnen worden:

  • Welke aanpak van de leerkracht is al goed afgestemd op wat de leerling nodig heeft en waar liggen nog verandermogelijkheden?
  • Wat is het gewenste onderwijsaanbod voor deze leerling? Heeft de leerkracht de competenties om bij die behoeften aan te sluiten? Hoe zou dat het beste kunnen?

De leerkracht(en), ouders en andere betrokkenen denken samen na over de leerkracht-leerling interacties en de afstemming tussen de onderwijsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht en ouders. Alles dient te gebeuren in samenspraak met de leerkracht, de ouders en de leerling. (Pameijer, 2008).

 

3. Onderwijs- en opvoedingsbehoeften van leerlingen staan centraal

Wat heeft Ansarullah nodig om ‘s ochtends naar school te komen? Hij heeft nood aan iemand die hem aanmoedigt om naar school te gaan. Een fijne klassfeer zou hem bovendien extra motiveren.

Wat heeft Ansarullah nodig tijdens de les? Hij heeft nood aan leerkrachten die toegankelijk spreken, die aandacht hebben voor moeilijk vakjargon, die hem voldoende uitdagen en die het dus oké vinden dat hij woorden kan opzoeken in zijn eigen taal om zijn oefeningen te kunnen maken, i.p.v. hem gemakkelijkere oefeningen te geven.

Wat heeft de klasgroep nodig opdat er een aangename sfeer zou ontstaan? Zij hebben nood aan klasgesprekken, activerende werkvormen, het waarderen van de diversiteit door ruimte te hebben voor eigen inbreng,...

Wat zijn de ondersteuningsnoden van de leerkracht van deze diverse klasgroep? Hij heeft o.a. nood aan collega’s om samen te overleggen over wat werkt, ik heb nood aan duidelijke afspraken in de school hoe meertaligheid wordt ingezet.

 

Wat heeft deze leerling nodig om de vooropgestelde doelen te bereiken? Essentieel in het omgaan met verschillen is hoe we naar leerlingen kijken. Onderwijsbehoeften spelen hierbij een belangrijke rol: wat heeft deze leerling nodig om een bepaald doel te bereiken? Welke aanpak heeft hij hiervoor nodig? Zo’n vragen stimuleren ons om op een andere manier te kijken. We richten ons niet zozeer op wat er mis is met een leerling, maar meer op wat hij nodig heeft. De interactie tussen leerkracht, leerling en klasgroep biedt aanknopingspunten: wat werkt wel en hoe kunnen we dat uitbreiden? Wat is minder effectief en hoe kunnen we daar verandering in aanbrengen?

Naast het erkennen van de onderwijsbehoeften van leerlingen, is het belangrijk dat ze vertaald worden naar een gewenst onderwijsaanbod. De afstemming hiervan op de onderwijsbehoeften is cruciaal. Deze manier van kijken biedt meer perspectief dan het gewoon opsommen van problemen. (Pameijer et al., 2010). Wat kan helpen is dat de school over voldoende informatie over de leerlingen beschikt. Het systematisch verzamelen en analyseren van die gegevens is een belangrijke voorwaarde voor adequate ondersteuning.

Vragen om bij stil te staan (Vanhove, 2010a):

  • Welke zijn de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling?
  • Hoe ziet het gewenste aanbod / de aanpak eruit voor die leerling?
  • Wat heb ik als leerkracht nodig om de leerling het gewenste onderwijs te kunnen bieden?
  • Wat zijn de vragen en ondersteuningsbehoeften van de ouders?

 

4. De leerkracht doet ertoe

Sam heeft nood aan waardering voor de genomen initiatieven. En niet steeds de ja maars ... de leerlingbegeleider stelt voor dat hij de acties voorstelt op een volgend overleg. De collega’s worden aangemoedigd om vanuit de bril van Ansarullah en de klasgroep naar de voorgestelde initiatieven te kijken. Via een gesprek geven ze aan wat ze goed vinden. Hun bedenkingen schrijven ze op en deze bezorgen ze aan de leerlingbegeleiding. Sam voelt zich gesterkt in de acties die hij samen met zijn collega’s onderneemt.

Sam heeft nog niet veel ervaring met anderstaligen. Hij beslist enkele collega’s aan te spreken die hierin meer ervaring hebben. Eén collega biedt aan om te werken vanuit beeldcoaching. Ze spreken af dat Sam zichzelf filmt in een les. De collega zal samen met Sam de beelden analyseren en bespreken. Dit zullen ze doen vanuit Sam’s perspectief maar ook vanuit het perspectief van de leerlingen. Sam hoopt zo gecoacht te worden in lesgeven aan zijn diverse groep.

 

Verander je de leerkracht, dan verander je het kind … en omgekeerd. De leerkracht maakt een verschil binnen onderwijs want hij heeft een cruciale bijdrage aan de positieve ontwikkeling van zijn leerlingen (Pameijer e.a., 2010a).

Inspirerende TED-talk van een leerkracht die het verschil maakt:

De leerkracht blijft verantwoordelijk voor het onderwijs aan zijn leerlingen. Naast de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerlingen is het daarom belangrijk dat de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) een plaats krijgen. ‘Wat heb ik nodig om deze leerling of deze groep de aanpak te bieden die hij nodig heeft? Deze ondersteuningsbehoeften betreffen zaken als pedagogische aanpak, instructie, feedback, klasmanagement. Wat doe ik al, waarbij heb ik ondersteuning nodig en hoe zou ik die graag willen?

Welke tips kunnen helpen?

  • Professionaliseer jezelf als leerkracht. Doe dit vooral door samen te werken met collega’s en van elkaar te leren. Hierdoor verruim je je kennis, vaardigheden en competenties en inspireer je elkaar. Overleg wie wat al geprobeerd heeft, wat werkt, wat ervaringen waren in het verleden,enz.
  • Schoolbeleid: Creëer een schoolklimaat dat samenwerkend leren stimuleert. Het organiseren van overlegstructuren kan hierbij helpen.

Leerling draagt paralympische medaille op aan zijn leraar (klik hier).

 

5. Positieve aspecten benutten

Sam werkte onlangs met sprookjes. De leerlingen kregen de opdracht om een sprookje expressief voor te lezen.  Al snel werd duidelijk dat deze opdracht de diversiteit in de klas zou benutten. De diversiteit van de klasgroep was immers terug te vinden in de keuze van de sprookjes. Zo waren er naast de klassieke sprookjes ook Scandinavische sprookjes, fabels, volkssprookjes. Ansarullah koos voor ‘De koning en de arme violist’, een Afghaans sprookje. Hij genoot van de aandacht voor zijn thuiscultuur. Zijn medeleerlingen stelden hem nadien nog allerlei vragen en leerden hem op die manier opnieuw wat beter kennen.  

De talenten van de leerlingen worden doelbewust ingezet, in de klas en op de speelplaats. Zo probeert Sam geregeld in zijn les muziekteksten te integreren. Tijdens zo een les bleek dat Ansarullah een erg goede rapper is die goede teksten kan schrijven. In combinatie met zijn meertaligheid bracht dat zeer creatieve zaken teweeg.

 

De aandacht voor positieve aspecten beschermt ons tegen een te negatief beeld. Al te vaak ligt de focus op problemen, op wat er niet goed gaat. Positieve kenmerken van de leerling, leerkracht, ouders en ook de situaties waarin de problemen niet voorkomen, bieden aangrijpingspunten om te handelen en bieden hefbomen tot verandering (Pameijer e.a., 2010a).

Wat doen de leerling, de leerkracht, de klasgroep en/of de ouders in die situaties waardoor het wel lukt? Kan dat worden uitgebreid naar andere situaties? (Pameijer, 2008)

Leerkrachten vinden het moeilijk om ouders positieve dingen over hun kind te vertellen, omdat ze bang zijn dat ze daarmee hun zorgen en de ernst van de problemen afzwakken. Dit hoeft zeker niet: een leerkracht kan heel goed positieve aspecten benoemen en benadrukken dat hij zich grote zorgen maakt over bijvoorbeeld bepaald gedrag of leervorderingen (Pameijer,2008).

Welke tips kunnen helpen (Vanhove, 2010a):

  • Heb aandacht voor wat wél goed loopt.
  • Wees attent voor de positieve en sterke kanten van de leerling.
  • Het positieve versterken leidt tot betere resultaten.

 

6. Constructief samenwerken

Er werd vanuit de school beslist om een werkwinkel te openen tijdens het oudercontact. De school vindt het belangrijk dat ouders op de hoogte zijn van wat er op school leeft en gebeurt. Ook de vader van Ansarullah kwam langs. Hij maakte er kennis met Smartschool. Tijdens het oudercontact werd bekeken hoe hij Ansarullah thuis kan ondersteunen. Hij beslist om meteen na schooltijd samen met Ansarullah zijn agenda te bekijken en samen te zijn planning te maken.

 

Leraren, ouders, leerlingen, CLB en externen participeren actief als partners, elk vanuit hun eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid. Leerkrachten zijn onderwijsprofessionals, ze kennen het kind als leerling het beste met zijn sterke en minder sterke kanten. Leerkrachten hebben zicht op de onderwijsleersituatie en op de veranderingsmogelijkheden daarin. Ze blijven verantwoordelijk voor het onderwijs aan al hun leerlingen. Zonder samenwerking met de leerkracht krijgt het zorgteam geen zicht op dat aanbod.

Daarnaast dient er ook intensief samengewerkt te worden met de ouders. Zij worden gezien als  ervaringsdeskundigen. Zij kennen hun kind het beste en het langst in verschillende situaties. Zij hebben het beste voor met hun kind en zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden (Pameijer et al., 2008). Ouders hebben een grote invloed op het schoolsucces van de leerling. Er dient te worden nagedacht welke ondersteuning ouders nodig hebben om hun kind thuis te ondersteunen. De deskundigheid van ouders wordt benut en hun kracht wordt versterkt (Pameijer et al., 2010).

Het is ook belangrijk om leerlingen actief te betrekken bij het begrijpen van de situatie, het formuleren van doelen en het zoeken naar oplossingen. Door hen ook te betrekken, krijgen leerlingen grip op hun leerproces (Pameijer, 2008).

 

7. De werkwijze is systematisch en transparant

Door de taalbarrière is het niet altijd eenvoudig om te communiceren met de vader van Ansarullah. De school probeert hem zoveel mogelijk te betrekken bij beslissingen en te informeren, zowel mondeling als schriftelijk.

De afspraken die gemaakt werden om op tijd naar school staan duidelijk vooraan in de agenda. Ansarullah laat elke ochtend zijn agenda aan het secretariaat aftekenen. Zo ziet zijn vader hoe laat hij op school was.

 

HGW is: we zeggen wat we doen en doen wat we zeggen (Pameijer, 2010b). De manier waarop een school het zorgbeleid vorm geeft, dient voor zowel ouders, leerlingen, leerkrachten, als alle interne en externe ondersteuners duidelijk te zijn. Iedereen kent, begrijpt en gebruikt de afgesproken werkwijze. De ouders, leerlingen en leerkrachten weten wat er gebeurt en waarom. Hiermee wordt er bedoeld dat ze planmatig handelen en een stap-voor-stap werkwijze doorlopen en dat op transparante wijze: open over het werk dat ze doen, gedaan hebben en van plan zijn te doen.

 

 

Wil je nagaan welke uitgangspunten in jouw klas/school aanwezig zijn en wil je bepalen waarop je nog wil inzetten? Dit overzichtelijk reflectieschema kan je daarbij helpen.

 

Basisschool Sint Camillus ging aan de slag met de zeven uitgangspunten. Hoe handelingsgericht is onze school? We overliepen de uitgangspunten op onze personeelsvergadering. Wat doen we al? Door deze oefening te doen werden de uitgangspunten zichtbaar gemaakt binnen de schoolwerking. Het bijhorende filmpje illustreert mooi hoe je als school rond één concreet uitgangspunt kan werken, zoals ‘aandacht hebben voor het positieve’, een uitgangspunt dat heel wat scholen vrij vlot implementeren. Beginnen met een actiepunt dat aansluit bij wat al goed lukt, maakt handelingsgericht werken haalbaar.