De context speelt mee - een kader

Dashboard / Gedrag / Intermediate - De context speelt mee - een kader

Contextueel denken

Het is belangrijk dat je als leerkracht verder kan kijken dan het gedrag dat de leerling stelt. We geven een kader mee dat helpt om in al zijn facetten naar gedrag te kijken.  Boszormenyi-Nagy, de grondlegger van contextuele denken, meent  dat zowel factoren op individueel, familiaal, als op maatschappelijk niveau in rekening moeten worden gebracht om moeilijk hanteerbaar gedrag van leerlingen te kunnen doorgronden (Debusche & Defloor, 2009).  Deze verschillende invloeden deelt hij op in vier niveaus die altijd een invloed hebben op gedrag. Het is een benadering die voornamelijk in de hulpverlening wordt gebruikt. Het is hier niet het opzet dat jij als leerkracht therapeutisch gaat werken. Maar het kader kan jou helpen om breed naar gedrag te kijken.  Hieronder wordt ieder niveau afzonderlijk besproken met een korte terugkoppeling naar de situatie van Sam. 

 

Sam is de oudste uit een gezin met twee kinderen. Er gaat veel aandacht van de ouders naar het gedrag van Sam. Hij zit in de derde klas. Het is een druilerige dag eind november.  Een uur voordat Sam moest opstaan, passeerde de vuilniswagen door de straat. Het ronken van de motoren zorgde ervoor dat Sam wakker werd en hij niet meer in slaap kon vallen. Licht geïrriteerd en nog moe lag hij in zijn bed te wachten tot zijn wekker afging. Eenmaal beneden zat hij met een ochtendhumeur aan tafel. Na een stevige boterham met choco startte hij aan zijn wandeling naar de bushalte. Halverwege de route begon het te regenen en hij moest lopen om zijn bus te halen. Net voordat hij aan de bushalte was reed zijn bus weg. Helemaal doorweekt moest hij de volledige busrit recht staan. Enkele medeleerlingen van de school vinden dit grappig en lieten het niet na om hem ‘waterkieken’ te noemen. Dit was niet de eerste keer dat ze hem niet met rust laten tijdens de busrit. Geïrriteerd kwam hij aan op school. Hij heeft er helemaal geen zin in. 

 

Zoals iedere morgen is de eerste taak van de dag het ophalen van de huistaken. Je ziet dat Sam er heel moe uitziet, hij kijkt afwezig voor zich uit. Je hebt gevraagd aan Jules om bij iedereen langs te gaan. Wanneer Jules aan de bank van Sam komt, geeft Sam zonder problemen zijn huiswerk af. Jules vraagt aan de buur van Sam om haar huiswerk af te geven. In het omdraaien stoot zijn buur per ongeluk met haar map in Sam zijn oog. Sam heeft veel pijn en reageert door te roepen en door zijn buur enkele harde duwen te geven.

 

Niveau 1: kijken naar de feiten

Dit niveau bevat alle feiten zoals gebeurtenissen die een invloed hebben op het bestaan van een persoon zoals leeftijd, socio-economische status, scheiding, mobiliteitsmogelijkheden, huidig lichamelijke toestand, nationaliteit,… Dit niveau bevat enkel objectieve feiten, hetgeen wat we zwart-wit kunnen waarnemen.

  • Leeftijd: 8 jaar
  • Socio-economische status: gezin met 2 samenwonende ouders en een zus 
  • Mobiliteitsmogelijkheden: Sam stond deze morgen kletsnat in een overvolle bus. 
  • Huidige lichamelijke toestand: moe
  • ...

Niveau 2: zicht krijgen op de individuele psychologie

Feiten hebben ook een psychologische kant. In tegenstelling tot de feiten gaat dit niveau over subjectieve gegevens. De manier waarop de feiten worden ervaren, de emoties en gevoelens die eraan te pas komen, de beschermingsmechanismen die in werking treden, ...

  • Sam is geprikkeld doordat hij zo slecht geslapen heeft. Hij heeft geen zin meer omdat alles precies in het honderd draait.
  • Sam zit wat sneller op zijn paard vandaag. De opmerkingen die hij kreeg op de bus zinderen nog na.
  • Iemand stoot een map in zijn oog. Ook dit weer?! Hij heeft er nu wel genoeg van en kiest voor de aanval. 
  • Het gezin ervaart stress omdat er veel aandacht gaat naar Sam. 
  • ...

Niveau 3: communicatiepatronen in beeld

Wat is de verhouding tussen de mensen? Zijn ze gelijkwaardig? Is er een zekere hiërarchie (bijvoorbeeld door leeftijdsverschil)? Dit heeft een invloed op hoe we gedrag van anderen beleven. We gaan anders om met bepaalde feiten, communiceren hier ook anders over.

  • Tijdens een individueel gesprek met de leerkracht vertelt Sam dat hij zich soms de zondebok van de klas voelt. Als er iets gebeurt in de klas,  wijzen de leerlingen al snel in zijn richting. 
  • De leerkracht probeert Sam gelijkwaardig te behandelen. HIj komt evenveel aan het woord dan andere leerlingen. Ze beseft wel dat ze hem door zijn gedrag meer opmerkingen geeft dan anderen. 
  • ...

Niveau 4: aandacht voor de relationele ethiek

De vierde dimensie is de hoeksteen van de contextuele benadering. Het verwijst naar loyaliteit, betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, de balans van verworven verdiensten en verschuldigd zijn binnen een relatie enz. De relationele ethiek laat de verbindingen zien en stuurt de relaties (Boszormenyi‐Nagy & Krasner, 1986). Belangrijk is dat men aandacht heeft voor hoe de andere de relatie percipieert en hierover in dialoog gaat. De relationele ethiek laat de verbinding zien tussen ouder en kind,  en leerling en leerkracht. Hier liggen de kansen om verbindend te werken. In elke ontmoeting/relatie kan je als leerkracht erkenning geven (het is lastig om zondebok te zijn), verbindend werken (ouders niet beschuldigen van niet goed opvoeden), open en constructief communiceren (ruimte laten voor verdriet en moeilijke gevoelens) en geloven in beïnvloeding (positieve voorbeelden rond Sam zullen inwerken op de relatie ouder-kind en dus ook op school). 

  • De leerkracht weet dat Sam zich soms een zondebok voelt. Ze probeert haar communicatie te verzorgen door heel bewust veelvuldig positieve feedback te geven. Hierdoor geeft ze tegenwicht voor alle opmerkingen die ze moet maken. 
  • Tijdens een oudercontact neemt de leerkracht steeds extra tijd voor de ouders om hun verhaal te beluisteren. Ze heeft veel aandacht voor het positieve omdat ze weet dat ouders vanuit hun loyaliteit opkomen voor hun kind. Op deze manier wordt Sam niet meer het moeilijke, lastige kind maar meer mens. De ouders kunnen de inspanningen van Sam zien om relaties aan te gaan,  om in de klas deel te nemen aan het klasgebeuren, etc. 

 

Het contextueel denken laat zien dat er verschillende niveaus spelen. Het laat ook zien dat je nooit alleen met de leerling werkt. Iedereen zit in een context. Je werkt dus altijd met de leerling én de context.  Het is dus belangrijk om signalen op te merken en daar gepast op te reageren. Een sensitieve leerkracht verstaat de betekenis van de situatie waarin de leerling verkeert en verplaatst zijn aandacht direct van het lastige, storende, ongewenste gedrag van de leerling naar de betekenis die er achter schuilt (Bors & Stevens, 2018). Nu zou je kunnen zeggen: ‘ Allemaal goed en wel, maar hoe ga ik hier mee aan de slag in mijn klas?’ Hoe word ik een sensitieve leerkracht?'

 

Ondersteuningsbehoeften

Vanuit de vier niveaus kan je contextueel leren kijken naar leerlingen met moeilijk hanteerbaar gedrag. Van daaruit kan je de ondersteuningsbehoeften formuleren; ‘Wat heeft deze leerling nodig?’.

De ‘Wijzer in Onderwijsbehoeften’ is daarbij een handig hulpmiddel. Die is gemaakt voor leraren in het basisonderwijs om effectieve kindgesprekken te voeren. Aan de hand van de kaarten ga je als leerkracht in gesprek. Bijvoorbeeld bij Sam merk je op ‘Leerling is snel boos en stelt zich opstandig op’.

Wijzer in onderwijsbehoeften

De mogelijke onderwijsbehoeften die hiermee samen hangen: 

  • Een leraar die de leerling vaardigheden aanleert om zichzelf te beheersen. 
  • Een leraar die gewenst gedrag bekrachtigt en ongewenst gedrag consequent corrigeert. 
  • Een leraar die meer inzicht geeft in gedrag
  • Een plek waar de leerling tot rust kan komen 
  • Een groep die meehelpt en ervoor zorgt dat op het gedrag niet wordt gereageerd. 
  • Een schoolomgeving die erop ingesteld is de leerling uit het conflict te halen en alternatieven kan bieden. 
  • ...

De ondersteuningsbehoeften geven dan weer opties voor aanpak:

  • Zorg voor voldoende ruimte in de klas. Uit het gesprek met Sam komt naar voor dat hij graag dichtbij de deur zit. Hij kan dan naar buiten wanneer hij voelt dat het teveel wordt. 
  • Vraag op tijd wat er dwarszit. Probeer te anticiperen op triggers
  • Spreek een plek af waar de leerling mag afkoelen en tot rust komen, maak afspraken over het gebruik van deze plek (hoe lang, wanneer kom je terug kom in de klas, hoe kom je terug in de klas?)
  • Bespreek met de leerling hoe hij een boze bui voelt aankomen voorbeeld een gevoelsthermometer en wat hij kan doen (rustig ademhalen, een stap achteruit, etc.)
  • ...